donderdag 11 oktober 2007

Zurich was de eerste grote stad ik zag

Toen ik de prozaÏsche, bedompte atmosfeer van mijn geboortestreek achter me had gelaten, maakte ik grote wiekslagen, in een gevoel van extase en vrijheid.
Ik mag in mijn leven misschien nu en dan tekortgekomen zijn, de eigenaardige, dweperige lust van de jeugd heb ik met volle, onvermengde teugen genoten.
Genietend drink ik de volle bekers van de jeugd diep uit en proef het edelste geluk van de jeugd, een mannelijk blijmoedige, zuivere vriendschap, door en door.
In mijn fraaiste jogging en een grote kist vol boeken en andere bezittingen kwam ik aan, klaar om mij een stuk van de wereld te veroveren.
Drie prachtige jaren zal ik dezelfde tochtige mansarde, waar ik een ver uitzicht heb en studeer, bewonen.

Ik zag menigten ijverige mensen naar hun werk gaan, truttige migrantendochters die naar het Minimiemeninstituut
strompelen, studenten die boemelen, deftige burgers die hun rijtoer maken. De modieuze, elegante vrouwen van de Leuvense bourgeoisie vind ik net pauwen in hun hoenderhok.
Ik twijfelde er niet aan dat ik helemaal de juiste man ben om dit drukke stadsleven grondig te leren kennen en
er later zelf nog eens een vaste plaats in te vinden.

Benevens al deze zaken, kreeg ik ook kompanie van een bende schuinsmarcheerders, die er onverwijld op prat gingen zeer schuins te marcheren, maar feitelijk slechts de generaal achter zijn edele stierenrug van allerlei wansmakelijkheden betichten.
Stennis werd er weinig gemaakt.
Eén van hen bracht me weleens op de hoogte van dingen. Op een dag zei hij: "Ik heb gisteren juffrouw Stiers ontmoet. We hadden haar eigenlijk onlangs al moeten bezoeken. Ga dus mee! Je hebt toch een schoon onderlijveken? Want daar let ze op."
Mijn onderlijveken was schoon en samen gingen we naar juffrouw Stiers, ik met enige innerlijke weerstand want de vrijgevochten, wat studentikoze relaties van de schuinsmacheerders hadden me nooit erg aangestaan.
De mannen deden tamelijk onbeschaafd: nu eens grof, dan ironisch. De vrouwen daarentegen waren praktisch-nuchter, verstandig en gehaaid, en nergens een spoor van het hen met een bovenaardse glans omstralende waas waarin ik de vrouwen wenste te zien en vereren.




(Steven)

Geen opmerkingen: